Rechten en plichten erfgenamen

Rechten en plichten erfgenamen

Erfgenaam nalatenschap rechten en plichten

1. wat moet ik doen als ik niet of onvoldoende word geïnformeerd bij een nalatenschap / erfenis?

Rechten en plichten erfgenamen.

Erfgenamen zijn verplicht elkaar alle gegevens te verstrekken die voor de bepaling van hun erfrechtelijke posities van belang zijn.

Voorafgaand aan een verdeling heeft iedere deelgenoot het recht een boedelbeschrijving te vorderen.
Een boedelbeschrijving houdt in dat alle tot de nalatenschap behorende goederen en zaken worden beschreven, zowel de baten als de lasten.

Een boedelbeschrijving kan onderhands worden opgesteld, maar ook door een notaris in de vorm van een notariële akte.
In een notariële akte wordt de boedelbeschrijving in de meeste gevallen onder ede bevestigd.

Het is mogelijk om de kantonrechter een boedelbeschrijving te laten bevelen.
De kantonrechter zal daartoe een notaris aanwijzen.
De kosten van de werkzaamheden van de notaris worden aangemerkt als boedelkosten.
Dit betekent dat de kosten voor rekening komen van de erfgenamen.

Het afleggen van een eed omtrent de juistheid van de boedelbeschrijving lijkt op het eerste gezicht gratuit.
Maar let wel dat wanneer blijkt dat er toch zaken buiten beschouwing zijn gelaten er in feite meineed is gepleegd en dat op het plegen van meineed  strafrechtelijke sancties staan.

Daarnaast geldt dat een erfgenaam die opzettelijk tot de nalatenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel daarin aan de overige erfgenamen verbeurt  (artikel 3:194 lid 2 BW).

2. wat zijn mijn rechten en plichten als erfgenaam ten opzichte van andere erfgenamen?

Rechten en plichten erfgenamen.

De nalatenschap vormt een onverdeelde gemeenschap waartoe alle erfgenamen ieder voor een gelijk deel gerechtigd zijn.

Juridisch wordt deze gezamenlijke eigendom aangeduid als een gemeenschap en de gerechtigden (erfgenamen) als deelgenoten.

Alle tot de nalatenschap behorende goederen zijn mede-eigendom van alle erfgenamen zolang er nog niet verdeeld is. Dit betekent dat niet over de boedel (zowel inboedel als banktegoeden) kan worden beschikt zonder medewerking en/of instemming van alle deelgenoten.

Met daden van beschikking worden handelingen bedoeld als verkopen, verhuren of verpachten van de grond c.q. de woning.

Voor het overige geschiedt het beheer van de gemeenschap door de deelgenoten tezamen. Onder beheer wordt begrepen “alle handelingen die voor de normale exploitatie van het goed dienstig kunnen zijn, waaronder ook het aannemen van aan de gemeenschap verschuldigde prestaties”.

Bepaalde handelingen die kunnen beschouwd als beheersdaden kunnen door iedere deelgenoot afzonderlijk worden verricht. Hierbij gaat het om handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van de zaak en handelingen die geen uitstel kunnen lijden.

Deelgenoten kunnen onderling afspraken maken over het beheer van de gemeenschap. Op verzoek van een belanghebbende partij kan de kantonrechter desnoods een beheersregeling treffen.

Erfgenamen zijn verplicht elkaar alle gegevens te verstrekken die voor de bepaling van hun erfrechtelijke posities van belang zijn. Voorafgaand aan een verdeling heeft iedere deelgenoot het recht een boedelbeschrijving te vorderen.


Meer weten over het erfrecht?
Of vrijblijvend van gedachten wisselen?

Advocatuur voor bijzonder-familierecht en erfrecht

Contact Santema Erfrecht Advocatuur
Telefoonnummer Erfrechttelefoon
e-Mail

SANTEMA ADVOCATUUR
Erfrecht & Bijzonder Familierecht

Meer weten over het erfrecht?
Of vrijblijvend van gedachten wisselen?
Neem gerust contact op.

Openingstijden kantoor:
maandag tot en met vrijdag
van 8.30 – 17.30 uur

Route plannen Singel 43 8601AH Sneek

Singel 43 8601
AH Sneek

Tel:  085 –  1305412
Mail:  info@santema-advocatuur.nl

familie-erfrechtadvocatuur.nl onderdeel van Santema Erfrecht Advocatuur

Medisch dossier opvragen bij wilsonbekwaamheid

Medisch dossier opvragen bij wilsonbekwaamheid ten tijde van het maken van een testament ondanks beroepsgeheim arts

Wilsonbekwaamheid testament beroepsgeheim arts:

Ik wil het medisch dossier opvragen van mijn vader/moeder
omdat ik vermoed dat hij/zij medisch gezien niet in staat was een testament te maken.
Kan dat?

Dit is een in de praktijk veel voorkomende vraag.

Als na het overlijden blijkt dat iemand een testament heeft gemaakt terwijl je sterke twijfels had of diegene wel in staat was om dat te doen,
wordt vaak de behoefte gevoeld hier navraag over te doen.

Bijvoorbeeld kan de huisarts of een andere behandelende arts worden gevraagd om inzage in het medisch dossier.
Een arts kan en mag echter niet zomaar een verklaring afleggen of inzage verlenen
vanwege de geheimhoudingsplicht die hij heeft omtrent de gegevens van zijn patiënten.

De verplichting tot geheimhouding wordt niet opgeheven door het overlijden van de patiënt

Dus ook na het overlijden blijft de arts gebonden aan zijn geheimhoudingsverplichting.
Deze verplichting is wettelijk vastgelegd.
Bovendien mag een arts op grond van de wet ook in het kader van een gerechtelijke procedure zich beroepen op een verschoningsrecht.
Dat betekent dat een arts geen verklaring hoeft af te leggen.

Het verschoningsrecht is gebaseerd op de gedachte dat een ieder zich voor bijstand en advies tot een hulpverlener moet kunnen wenden
zonder ervoor te vrezen dat de inhoud hiervan aan derden bekend wordt.
Het recht op privacy wordt als een zwaarwegend belang beschouwd.

Onder omstandigheden kunnen hier uitzonderingen op worden gemaakt

Wilsonbekwaam – Medisch dossier opvragen bij wilsonbekwaamheid:

De Hoge Raad heeft al in 2001 geoordeeld dat de geheimhoudingsplicht onder omstandigheden kan worden doorbroken. Die uitzondering op de geheimhoudingsverplichting is met ingang van 1 januari 2020 nu ook wettelijk vastgelegd.


In artikel 7:458a BW staat:
“In afwijking van het bepaalde in artikel 457 lid 1 verstrekt de hulpverlener desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt aan:

c. een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.

Door de KNMG is hieromtrent een richtlijn uitgewerkt waarin wordt aangegeven hoe artsen hiermee in de praktijk om dienen te gaan


In die richtlijn staat over het verstrekken van inzage van een overleden patiënt:
“Enkel een emotioneel belang”
is volgens de wetgever niet voldoende.
Bij een zwaarwegend belang kan het bijvoorbeeld gaan om kinderen die een vlak voor het overlijden gesloten huwelijk van een ouder vanwege een wilsgebrek willen vernietigen of die willen beoordelen of een ouder wilsbekwaam was om zijn testament te wijzigen”.

De huidige wettekst lijkt hiermee meer ruimte te bieden dan in het verleden om inzage te verlangen in het medisch dossier als er gerede twijfels is over de totstandkoming van een testament

In de praktijk blijkt echter dat zorgverleners – nog steeds – zeer terughoudend zijn bij het verlenen van inzage in medische gegevens.
In een recente uitspraak werden er zelfs door de betreffende arts zulke hoge eisen gesteld dat de rechter hierover opmerkt dat de belanghebbende niet in een onmogelijke (vicieuze cirkel) gebracht mag worden.
Daarmee werd bedoeld dat van de belanghebbende verwacht mag worden dat die aan de hand van voldoende concrete aanwijzingen aantoont dat er “een vermoeden van wilsonbekwaamheid” bestaat – en niet dat de belanghebbende de wilsonbekwaamheid bewijst – want voor dat bewijs wordt immers inzage in het medisch dossier gevraagd.
Eén en ander blijft een bron van discussie: wanneer is er sprake van “voldoende concrete aanwijzingen”.

advocatuur afbeelding voor wilsonbekwaam

Meer weten over het erfrecht?
Of vrijblijvend van gedachten wisselen?

Advocatuur voor bijzonder-familierecht en erfrecht

We hebben ruime ervaring met discussies over geheimhoudingsverplichtingen

Contact
Telefoonnummer
e-Mail

SANTEMA ADVOCATUUR
Erfrecht & Bijzonder Familierecht

Meer weten over het erfrecht?
Of vrijblijvend van gedachten wisselen?
Neem gerust contact op.

Openingstijden kantoor:
maandag tot en met vrijdag
van 8.30 – 17.30 uur

Route plannen Singel 43 8601AH Sneek

Singel 43 8601
AH Sneek

Tel:  085 –  1305412
Mail:  info@santema-advocatuur.nl


Uitspraak wilsonbekwaamheid inzage in medisch dossier.
Concrete aanwijzingen voor het vermoeden van wilsonbekwaamheid.

uitspraak wilsonbekwaamheid
Wilsonbekwaam – Medisch dossier opvragen bij wilsonbekwaamheid – beroepsgeheim arts:

ECLI:NL:RBNNE:2022:4042
Instantie Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak 26-10-2022
Datum publicatie 07-11-2022
Zaaknummer C/17/185854 / KG ZA 22/177
Rechtsgebieden Civiel recht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig,
Kort geding, Op tegenspraak


Inhoudsindicatie

  • inzage in medisch dossier
  • beroepsgeheim
  • zwaarwegend belang
  • aannemelijk dat zwaarwegend belang wordt geschaad
  • concrete aanwijzingen voor het vermoeden van wilsonbekwaamheid – wilsonbekwaam

Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2023/5 ERF-Updates.nl 2022-0353 GZR-Updates.nl 2022-0295 Verrijkte uitspraak Uitspraak vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht Uitspraak wilsonbekwaamheid

Locatie Leeuwarden

zaaknummer / rolnummer: C/17/185854 / KG ZA 22-177
Vonnis in kort geding van 26 oktober 2022 in de zaak van [A] , wonende te [woonplaats] ,eiser, advocaat mr. W.S. Santema te Sneek, tegen [B] , huisarts gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde, advocaat mr. J.M. de Vries te Utrecht. Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord,
  • nadere producties van [A] ,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 10 oktober 2022,
  • de pleitnota van [A] .

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten:

Wilsonbekwaam – erfenis dossier – Medisch dossier opvragen bij wilsonbekwaamheid:

2.1. [C] (hierna te noemen: [C] ), geboren op [geboortedatum] en sinds 2004 weduwe van [D] , is op [overlijdensdatum] overleden.

2.2. [A] is de neef van [C] . Hij is door zijn [C] bij testament van 24 november 2008 benoemd tot executeur-testamentair. [A] heeft deze benoeming aanvaard.

2.3. Vanaf 2014 woonde [C] in het verpleeghuis [verpleeghuis X] te [plaats] . Op 20 augustus 2015 heeft zij een algemene volmacht afgegeven aan de heer [E] (hierna te noemen: [E] ) voor het beheer van haar financiën.

2.4. [A] heeft op 11 april 2022 bij de rechtbank Noord-Nederland een verzoek ingediend tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht en tot benoeming van dr. [F] , arts te [plaats] (hierna te noemen: [F] ) als deskundige. Het onderzoek is bedoeld om vast te stellen of [C] ten tijde van het ondertekenen van de volmacht op 20 augustus 2015 al dan niet ‘compos mentis’ kon worden geacht. De rechtbank heeft het verzoek ingewilligd en bij beschikking van 23 september 2023 is [F] als deskundige benoemd.

2.5. [A] heeft daarnaast aan [B] gevraagd om een afschrift van – dan wel inzage in – het medisch dossier van [C] . [B] heeft dat geweigerd met een beroep op haar medisch beroepsgeheim.

3 Het geschil

Medisch dossier opvragen bij wilsonbekwaamheid – testament:

3.1. [A] vordert dat de voorzieningenrechter:

[B] veroordeelt tot afgifte van het medisch dossier van wijlen mevrouw [C] aan dr. [F] , waaronder primair het gehele medische dossier wordt verstaan doch (subsidiair) in ieder geval de gegevens die nodig zijn voor de beantwoording van de aan dr. [F] voorgelegde onderzoeksvragen zoals geformuleerd in het verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht, een en ander onder door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen voorwaarden,

– alles op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [B] daarmee in gebreke blijft na betekening van het vonnis door de rechtbank,
– en met veroordeling van [B] in de kosten van dit geding.

3.2. [A] heeft aan zijn vordering het volgende – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd.

[A] is er in zijn functie als executeur achter gekomen dat op het vermogen van [C] fors is ingeteerd nadat aan [E] de volmacht was verleend.

Het gaat om een bedrag van ongeveer € 300.000,00. Uit het vermogen van [C] zijn onder andere, op basis van afzonderlijke schenkingsovereenkomsten, schenkingen gedaan aan [E] , zijn echtgenote, kinderen en hun partners. [A] vreest dat zijn tante slachtoffer is geworden van financieel misbruik en heeft ernstige twijfels omtrent haar geestelijke vermogens in de periode waarin de betreffende volmacht is verleend en de schenkingen zijn gedaan. [A] is van plan een gerechtelijke procedure te starten om de door of namens zijn tante verrichte rechtshandelingen nietig te laten verklaren dan wel te laten vernietigen.

Om in een dergelijke procedure beslagen ten ijs te komen heeft [A] gevraagd om de benoeming van een deskundige die onderzoek zou kunnen uitvoeren naar de geestesvermogens van [C] en haar handelingsbekwaamheid. De inmiddels benoemde deskundige heeft voor het uitvoeren van zijn onderzoek echter het medisch dossier van [C] nodig. Volgens [A] beroept [B] zich ten onrechte en op onjuiste gronden op haar geheimhoudingsverplichting.

[A] heeft namelijk een zwaarwegend (financieel) belang bij inzage in het medisch dossier, omdat er naar zijn overtuiging financieel misbruik is gemaakt van zijn tante, en daarnaast zijn er voldoende aanwijzingen om te vermoeden dat [C] reeds ten tijde van haar opname in het verpleeghuis niet langer ‘compos mentis’ was. [A] heeft diverse medische stukken en verklaringen overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt.

3.3. [B] voert verweer. Volgens haar zijn er onvoldoende aanwijzingen die aannemelijk maken dat [C] wilsonbekwaam was ten tijde van het verlenen van de volmacht (en de daarop volgend gedane schenkingen).

Dementie is bijvoorbeeld niet aangetoond. [B] voert verder aan dat de noodzaak ontbreekt voor inzage in het volledige huisartsendossier. [A] heeft niet beargumenteerd wélke informatie uit het huisartsendossier nodig zou zijn voor de beantwoording van de vraagstelling in het kader van het voorlopig deskundigenonderzoek. [B] vermoedt overigens dat het huisartsendossier niet de informatie bevat waar [A] kennelijk naar op zoek is. Bij [verpleeghuis X] wordt ook een (verpleegkundig) dossier over [C] bijgehouden waarin waarschijnlijk meer is te vinden, aldus nog steeds [B] .

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Wilsonbekwaam – Medisch dossier opvragen bij wilsonbekwaamheid:

4.1. De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat [A] zijn spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening tot afgifte van het medisch dossier van wijlen zijn [C] voldoende aannemelijk heeft gemaakt gelet op het door de rechtbank gelaste, voorlopig deskundigenonderzoek.

4.2. Vervolgens moet beoordeeld worden of de vordering tot afgifte van het medisch dossier van [C] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing van die vordering in kort geding gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband het volgende.

4.3. Als hoofdregel geldt dat gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt onder het medisch beroepsgeheim vallen van de hulpverlener.

Bij wijze van uitzondering wordt wel inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt verstrekt aan een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang (zie artikel 7:458a aanhef en onder c BW).

4.4. Niet weersproken is dat [A] in dit geval een zwaarwegend belang heeft bij het verkrijgen van informatie uit het medisch dossier van [C] , namelijk om te onderzoeken of de volmacht en/of de schenkingen kunnen worden aangevochten op de grond dat [C] niet wilsbekwaam was ten tijde van het verlenen/verstrekken hiervan.

4.5. Inzage wordt vervolgens alleen gegeven wanneer aan de hand van voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk wordt gemaakt dat het zwaarwegende belang mogelijk geschaad zou kunnen worden. In dit geval betekent dit dat er concrete aanwijzingen moeten zijn voor het vermoeden dat [C] wilsonbekwaam was toen zij de volmacht verleende en de daarop volgende schenkingen deed.
Anders dan [B] veronderstelt is het daarbij niet vereist dat de wilsonbekwaamheid (bijvoorbeeld door dementie) al (min of meer) vast moet staan.

Of er daadwerkelijk sprake is geweest van wilsonbekwaamheid zal immers door [F] in het kader van het voorlopig deskundigenonderzoek beoordeeld worden.

De voorzieningenrechter begrijpt dat [B] zich terughoudend opstelt waar het gaat om het doorbreken van haar beroepsgeheim, echter de bewoording “aannemelijk maakt” in artikel 7:458a, sub c BW betekent niet dat [A] in een onmogelijke positie (vicieuze cirkel) gebracht mag worden door van hem te verlangen dat hij op voorhand zodanig aannemelijk moet maken dat [C] wilsonbekwaam was dat dit in wezen op het leveren van bewijs neerkomt. Waar het dus om gaat is dat er voldoende moet zijn aangevoerd om een vermoeden van wilsonbekwaamheid te rechtvaardigen.

4.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft
[A] in dit geval voldoende aanwijzingen naar voren gebracht die een vermoeden van wilsonbekwaamheid rechtvaardigen.

In het dossier bevindt zich een brief van een Zwitserse arts uit 2011, een verslag d.d. 5 juni 2019 van een psychologisch consult uit mei 2019 van een

GZ-psycholoog, deel uitmakend van het behandelteam Patyna te Sneek, en verklaringen van de voormalige huishoudelijke hulp en de voormalige buurvrouw van [C] . Hieruit komt naar voren dat er aanwijzingen zijn voor dementie (zie de verklaringen van de Zwitserse arts uit 2011 en van de GZ-psycholoog uit 2019) en van een uitgebreide neurocognitieve problematiek tijdens en na de opname van [C] in [verpleeghuis X] (de verklaring van de GZ-psycholoog in 2019).

De verklaringen van de voormalige huishoudelijke hulp van [C] en van haar toenmalige buurvrouw sluiten aan bij het beeld dat er twijfel bestaat ten aanzien van de wilsbekwaamheid van [C] .
Deze aanwijzingen leveren in de gegeven omstandigheden
– mede gelet op de aard en omvang van de schenkingen
– een voldoende rechtvaardiging op voor doorbreking van de geheimhoudingsverplichting.

4.7. [A] heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat inzage in het medisch dossier noodzakelijk is om een mogelijk verband te kunnen leggen tussen de handelingen
(de volmacht en/ofschenkingen) zoals die door [C] zijn verricht en haar geestesgesteldheid. Daarbij is de voorzieningenrechter van oordeel dat de huisarts de eerst aangewezen persoon is om informatie aan te vragen, omdat mag worden aangenomen dat deze fungeert als de spil in het zorgproces rondom een patiënt
en omdat alle informatie van andere behandelaars in beginsel bij de huisarts aanwezig is.

Mochten er nog gegevens ontbreken, dan kan [A] zich voor de gewenste duidelijkheid over de geestesgesteldheid van [C] zonodig ook nog tot [verpleeghuis X] wenden.

4.8. Tot slot moet worden beoordeeld welke gegevens uit het medisch dossier moeten worden afgegeven aan [F] . [F] heeft inmiddels in zijn e-mailbericht van

7 oktober 2022 aan de advocaat van [A] medegedeeld dat hij voor zijn onderzoek inzage wenst in het dossier van [C] vanaf 2011 tot aan haar dood in november 2020 en dat hij – indien aanwezig – ook graag “een beoordeling rond 1950 (arts of psycholoog) over psycho-emotionele stoornissen” wil ontvangen. Met dat laatste wordt kennelijk gedoeld op een rapportage (of brief) van professor W.J. Bladergroen die volgens [A] is aangetroffen in de woning van [C] toen die ontruimd werd, maar die is kwijtgeraakt. Met inachtneming van het bericht van [F] zal voorzieningenrechter bepalen dat [B] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het volledige medische dossier van [C] vanaf 2011 tot aan haar overlijden in november 2020 aan [F] moet afgeven, alsmede – voor zover aanwezig – de brief van een arts of psycholoog uit ongeveer 1950 over psycho-emotionele stoornissen bij [C] .
Van belang hierbij is dat de voorzieningenrechter niet kan beoordelen wat er wel en niet in het dossier van [B] over [C] beschikbaar is, zodat hierin geen schifting kan worden gemaakt.

Daarnaast neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het dossier aan een medisch deskundige zal worden verstrekt,
en dat mag worden aangenomen dat deze zorgvuldig met de aan hem toevertrouwde informatie om zal gaan en ervoor zorg zal dragen dat informatie uit het medisch dossier niet onnodig in handen komt van de erven van [C] of van derden.

4.9. De conclusie op grond van het vorenstaande is dat de vordering van
[A] zal worden toegewezen op de wijze zoals hiervoor onder 4.8. is weergegeven.

4.10. De gevorderde dwangsommen zullen eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat daaraan een maximum zal worden verbonden van € 10.000,00.

4.11. [B] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op:

– betekening oproeping € 125,03
– griffierecht 314,00
– salaris advocaat 1.016,00 S
Totaal € 1.455,03

5 De beslissing

Wilsonbekwaam – Medisch dossier opvragen bij wilsonbekwaamheid:

De voorzieningenrechter

5.1. veroordeelt [B] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte
van het volledige medisch dossier van wijlen mevrouw [C] aan
dr. [F] , praktijkhoudende te [plaats] ,
over de periode van 2011 tot aan de datum van haar overlijden, met inbegrip van – voor zover aanwezig – de beoordeling van rond 1950 (van een arts of psycholoog) over psycho-emotionele stoornissen,

5.2. veroordeelt [B] om aan [A] een dwangsom te betalen van € 500,00
voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,

5.3. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden vastgesteld op € 1.455,03.

5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.5. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Griffioen, rechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. C.M. Telman, rolrechter, op 26 oktober 2022.1

Uitspraak

Erfrecht Contact klik Santema Advocatuur
Erfrecht telefoonnummer 085-1305412
Contact button mail erfrechtelijk
Wilsonbekwaam geheimhoudingsplicht dementie

Uitspraak inzage in medisch dossier – beroepsgeheim – zwaarwegend belang – aannemelijk dat zwaarwegend belang wordt geschaad. 

Inhoudsindicatie
Afgifte medisch dossier, doorbreking geheimhoudingsplicht, artikel 7:457 BW.
Dit is een uitspraak waarbij met succes de afgifte van een medisch dossier werd gevorderd. 
Lees meer….

Het lukt echter niet altijd. Bijvoorbeeld in deze zaak, waarin de rechtbank de vordering afwees.
Lees de uitspraak over afgifte medisch dossier Rechtbank Midden- Nederland locatie Utrecht. 
Lees meer….

Ga terug naar Santema Advocatuur erfrechtadvocaat.nu

Mijn ouders hebben schenkingen gedaan, welke invloed heeft dat op de erfenis?

Schenkingen en giften : erfenis informatie

Mijn ouders hebben schenkingen gedaan, welke invloed heeft dat op de erfenis?

Giften kunnen op twee gronden een rol spelen bij de afwikkeling van nalatenschappen, namelijk op grond van inbreng en op grond van de legitieme.

Ouders voelen vaak de morele plicht om hun kinderen gelijk te behandelen en ook de kinderen zelf ervaren dat vaak als een vanzelfsprekendheid. Toch  is er geen wettelijke verplichting op grond waarvan ouders verplicht zijn om hun kinderen gelijk te bedelen en/of aan alle kinderen evenveel na te laten. Er kunnen daarom door allerlei redenen een verschillen ontstaan tussen wat het ene en het andere kind van vader en moeder heeft gekregen.

Inbreng
Eens gegeven blijft gegeven is sinds 2003 het wettelijke uitgangspunt

Voor 2003 was dat anders en was inbreng de hoofdregel.

Inbreng betekent dat de gedane gift moet worden beschouwd als een voorschot op de erfenis. Bij de verdeling wordt daarom de gift als het ware afgetrokken van het erfdeel van de ontvanger.

De regeling van inbreng heeft echter een beperkte betekenis. Alleen giften die zijn gedaan aan afstammelingen (kinderen) hoeven te worden ingebracht. Met de invoering van het nieuwe erfrecht is inbreng bovendien alleen nog verplicht als dit uitdrukkelijk door de gever voorgeschreven is. Bovendien gaat inbreng niet zover dat de begiftigde partij daadwerkelijk geld terug in de boedel moet brengen, diens erfdeel wordt hooguit teruggebracht tot nihil.

Alleen giften die zijn gedaan vóór inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht vallen nog onder het oude regime. Schenkingen van voor 1 januari 2003 dienen te worden ingebracht, tenzij reeds bij die schenking de inbrengverplichting werd uitgesloten of tenzij er geen inbrengverplichting bestaat op grond van een testamentaire regeling.

Inbreng heeft daarom in de huidige praktijk nog maar een beperkte betekenis

Dus ook als het ene kind meer schenkingen heeft gehad dan het andere, hoeft dat niet te worden verrekend bij het verdelen van de erfenis. Toch is er wel een wettelijke ondergrens aan deze ongelijkheid, en dat is het recht op de legitieme.

Legitieme portie

Schenkingen en giften : erfenis informatie

Ieder kind heeft recht op een minimum erfdeel als het gaat om de nalatenschap van diens ouders, de zogenaamde legitieme portie. De legitieme portie is het gedeelte van de waarde van het vermogen van uw ouders waar een kind altijd recht op heeft, ongeacht de inhoud van het testament en in weerwil van gedane giften.

Als giften dusdanig groot zijn dat uw erfdeel daardoor lager uitvalt dan de legitieme, moet uw erfdeel worden aangevuld tot de legitieme. Eventueel kan de gedane gift worden ingekort, de ontvanger van de gift moet dan een deel van gift teruggeven.


Meer weten over het erfrecht?
Of vrijblijvend van gedachten wisselen?

Advocatuur voor bijzonder-familierecht en erfrecht

Contact Santema Erfrecht Advocatuur
Telefoonnummer Erfrechttelefoon
e-Mail

SANTEMA ADVOCATUUR
Erfrecht & Bijzonder Familierecht

Meer weten over het erfrecht?
Of vrijblijvend van gedachten wisselen?
Neem gerust contact op.

Openingstijden kantoor:
maandag tot en met vrijdag
van 8.30 – 17.30 uur

Route plannen Singel 43 8601AH Sneek

Singel 43 8601
AH Sneek

Tel:  085 –  1305412
Mail:  info@santema-advocatuur.nl

Schenkingen en giften

Gerechtshof Den Haag.

Rechtsgebieden Civiel recht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie:

Erfrecht. Verdeling nalatenschap. Omvang legitieme portie. Vraag of opgenomen gelden al of niet een gift zijn (geweest). Erkenning dat geld is opgenomen, maar ten titel van schenking is een ja.. maar verweer. Geen specifiek bewijsaanbod ter zake deze titel (gift) gedaan. Onrechtmatige toe-eigening van gelden noopt tot schadevergoeding aan de gezamenlijke erfgenamen (nalatenschap). Wettelijke rente. Vordering tot verdeling.

Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht Zaaknummer : 200.171.269/01

Zaak- rolnummer rechtbank : C/09/446105/HA ZA 13-749 arrest van 24 mei 2016
inzake [de dochter] , wonende te [woonplaats] , appellante,

hierna te noemen: appellante, advocaat: mr. W.S. Santema te Sneek,

tegen

  1. [de stiefzoon] ,wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde, hierna te noemen: geïntimeerde sub 1, advocaat: mr. J. Groot Koerkamp te Zoetermeer,

  1. [zoon een] ,

wonende gemeente Bodegraven, geïntimeerde, hierna te noemen: geïntimeerde sub 2,advocaat: mr M.P.J. Frederiks te Woerden, hierna tezamen ook: geïntimeerden.

Het geding
Bij exploot van 2 juni 2015 is [de dochter] in hoger beroep gekomen van de vonnissen door de rechtbank
Den Haag op 18 december 2013, 21 mei 2014, 12 november 2014 en 8 april 2015 tussen:

– appellante als eiseres in conventie en gedaagde in de door geïntimeerde 2 ingestelde voorwaardelijke reconventie,

– geïntimeerde sub 1 als gedaagde,

-geïntimeerde sub 2 als gedaagde in conventie en eiser in voorwaardelijke reconventie en [zoon twee] , wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen gedaagde, tegen wie verstek is verleend, hierna: gedaagde in eerste aanleg sub 3, gewezen, hierna aan te duiden als: de bestreden vonnissen.

Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank
Den Haag daaromtrent in de bestreden vonnissen heeft vermeld

  • Bij memorie van grieven, tevens akte van wijziging eis, heeft appellante vier grieven aangevoerd.
  • Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde 2 de grieven alsmede de wijziging van eis bestreden.
  • Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde 1 de grieven alsmede de wijziging van eis eveneens bestreden.

Partijen hebben arrest gevraagd en ieder hun procesdossier aan het hof overgelegd.

Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen

  1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het vonnis van 21 mei 2014 zijn vastgesteld.
  2. Bij het (eind)vonnis van 8 april 2015:

  • is bepaald dat de resterende legitieme vordering van appellante € 2.721,16 bedraagt;

  • is bepaald dat deze resterende legitieme vordering uit de nalatenschap van [de moeder] (hierna: erflaatster) moet worden voldaan;

  • is de nalatenschap van erflaatster als volgt verdeeld:
  • aan geïntimeerde sub 1 is een bedrag toegedeeld van € 2.295,27
  • aan geïntimeerde sub 2 is een bedrag toegedeeld van € 2.295,27
  • aan gedaagde in eerste aanleg sub 3 is een bedrag toegedeeld van € 2.295,27;
  • zijn geïntimeerden (als gemachtigden tot de rekening van erflaatster) veroordeeld ervoor zorg te dragen dat aan appellante het bedrag van
    € 2.721,16 ter zake van haar resterende legitieme vordering wordt betaald.

Het vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Voorts is appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar louter ten behoeve van gedaagde in eerste aanleg sub 3 ingestelde vorderingen.

De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

  1. Appellante vordert dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen gewezen bestreden vonnissen vernietigt en, opnieuw recht doende,
    zulks met aanvulling en/of verbetering van gronden, de vorderingen van appellante alsnog toewijst en bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:

primair

de verdeling van de nalatenschap van erflaatster en de wijze van verdeling vaststelt, en daarbij bepaalt dat:


geïntimeerden hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling aan de boedel van de door geïntimeerden tot zich genomen bedragen ad totaal € 14.720,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 maart 2011 tot aan de dag van betaling;


het in totaal tussen de erfgenamen te verdelen bedrag in contanten daarmee
€ 24.329,99 zal bedragen, waartoe iedere deelgenoot tot een gelijk deel ad
€ 6.082,50 gerechtigd is, te vermeerderen met ieder 1/4e deel van de door geïntimeerden verschuldigde wettelijke rente;


geïntimeerden gezamenlijk doch ook ieder afzonderlijk te veroordelen (als gemachtigden tot de rekening van erflaatster)
tot betaling van de bedragen die uit hoofde van deze verdeling verschuldigd zijn aan appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3,

subsidiair

indien de rechtbank, het hof begrijpt: het hof, van oordeel mocht zijn dat de door geïntimeerden tot zich genomen bedragen als een schenking of een gift moeten worden beschouwd,
vordert appellante verdeling van de nalatenschap met een (aanvullend) beroep op haar legitieme. Appellante verzoekt het hof, het hof begrijpt:
vordert, de verdeling van de nalatenschap van erflaatster in goede justitie vast te stellen, en daarbij

  • de legitieme van appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3 op basis van:
  • het saldo van de ervenrekening en contanten ad € 9.609,99
  • de door geïntimeerden opgenomen bedragen ad totaal € 14.720,-
  • de door appellante ontvangen ring ad € 1.600,-
  • de waarde van de door geïntimeerden behouden sieraden, bestaande uit een gouden slavenarmband met briljanten, gouden oorknopjes met bloedkoralen, een gouden ring met bloedkoralen (passend bij de oorbellen), een gouden halsketting met hanger en een gouden horloge, waarvan de waarde alsdan middels een door het hof aan te wijzen taxateur zal worden vastgesteld;
  • geïntimeerden (als gemachtigden tot de rekening van erflaatster) te veroordelen om zorg te dragen voor betaling van de bedragen die verschuldigd zijn aan appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3 en – indien blijkt dat de legitieme porties niet (volledig) kunnen worden voldaan uit de in de boedel aanwezige contanten en tegoeden – hen hoofdelijk te veroordelen om op basis van inkorting het restant te voldoen aan appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3,

zowel primair als subsidiair geïntimeerden te veroordelen in de kosten van beide instanties.

  1. Geïntimeerde sub 2 concludeert dat het het hof moge behagen bij arrest,
    voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans haar grieven en vorderingen af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden vonnissen en appellante te veroordelen in de kosten van beide instanties,
    dan wel de procedure in hoger beroep,
    te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest en (voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het arrest tot aan de dag der voldoening, alsmede met veroordeling van appellante in de nakosten ad € 131,- dan wel, indien betekening van het arrest plaatsvindt, ad € 199,- en de eventuele verdere executiekosten.

Indien en voor zover het hof redenen mocht zien de (resterende) legitieme vordering van appellante opnieuw vast te stellen verzoekt, het hof begrijpt: vordert, geïntimeerde sub 2 dat het hof hierbij rekening houdt met het huidig batig saldo van de nalatenschap ad € 9.579,56.

  1. Geïntimeerde sub 1 concludeert te bekrachtigen de vonnissen waarvan beroep en appellante te veroordelen in de kosten van het hoger beroep, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

Het geschil

  1. In geschil zijn de verdeling van de nalatenschap van erflaatster en het aanvullend beroep van appellante op haar legitieme portie.

Achtergrond

  1. Appellante, geïntimeerde sub 2 en gedaagde in eerste aanleg sub 3 zijn kinderen van erflaatster. Geïntimeerde sub 2 en gedaagde in eerste aanleg sub 3 zijn broers van appellante. Geïntimeerde sub 1 is de zoon van de vooroverleden echtgenoot van erflaatster. Erflaatster heeft bij testament haar kinderen en de zoon van haar echtgenoot benoemd tot haar erfgenamen,
    ieder voor een gelijk deel van haar nalatenschap. Tevens is in het testament bepaald dat de afstammelingen van erflaatster zijn vrijgesteld van de verplichting tot inbreng van giften in haar nalatenschap, tenzij bij een gift schriftelijk anders is bepaald.
  2. Kort voor het overlijden van erflaatster op 22 maart 2011, heeft geïntimeerde
    sub 2 op verschillende tijdstippen op 18 maart en 21 maart 2011 een bedrag van in totaal € 14.720,- opgenomen met de pinpas van erflaatster. Volgens geïntimeerden
    – die in haar laatste levensjaren voor erflaatster hebben gezorgd –
    heeft erflaatster daarna ieder van hen afzonderlijk bij zich geroepen om vervolgens ieder de helft van het opgenomen geld te overhandigen wegens de door geïntimeerden aan haar bewezen diensten. Appellante is van mening dat de gelden zonder recht of titel zijn opgenomen en dat deze derhalve aan de nalatenschap moeten worden vergoed. Vlak voor haar overlijden heeft erflaatster appellante een gouden ring met briljant geschonken.

Opgenomen gelden een gift?

  1. Appellante is het er niet mee eens dat de rechtbank haar primaire vordering tot verdeling van de nalatenschap, waartoe volgens appellante ook de door geïntimeerden opgenomen gelden behoren, heeft afgewezen omdat appellante niet zou hebben bewezen dat geïntimeerden deze gelden onrechtmatig aan de boedel zouden hebben onttrokken.
  2. Volgens appellante hebben geïntimeerden,
    door te stellen dat ter zake de gelden sprake is van een schenking van erflaatster aan hen,
    een zelfstandig of bevrijdend verweer gevoerd, zodat de bewijslast op hen hoort te rusten. Nu geïntimeerden niet kunnen aantonen dat de desbetreffende bedragen – per persoon € 7.360,- – aan hen zijn geschonken, betekent dit dat zij de gelden zonder recht of titel tot zich hebben genomen. Zij zijn derhalve gehouden deze bedragen aan de boedel terug te betalen.
  3. Geïntimeerden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
  4. Het hof is van oordeel dat de grief van appellante slaagt. Immers, vaststaat dat geïntimeerden, althans geïntimeerde sub 2 het bedrag van in totaal € 14.720,- heeft opgenomen en dat de gelden uiteindelijk in het bezit van geïntimeerden zijn gekomen, ieder een bedrag van € 7.360,-. In zoverre verschilt de onderhavige casuspositie van die waarop de door de rechtbank in haar vonnis van 21 mei 2014 aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad en conclusie van de A-G betrekking had. Het ging daar om een gemotiveerde betwisting van de gestelde toe-eigening van de opgenomen gelden. Geïntimeerden daarentegen erkennen dat zij ieder de helft van de opgenomen gelden in hun bezit hebben. Zij stellen echter dat erflaatster ieder van hen dat geld geschonken heeft, zodat sprake is van een gift, welke op grond van het testament van erflaatster niet in de nalatenschap hoeft te worden ingebracht. Naar het oordeel van het hof is dan sprake van een zelfstandig of bevrijdend verweer (een ‘ja… maar’ verweer) waarbij de bewijslast op geïntimeerden komt te rusten.
  5. Het hof overweegt voorts als volgt. Geïntimeerde sub 1 heeft in het geheel geen bewijsaanbod van de door hem gestelde titel (gift) gedaan en geïntimeerde sub 2 slechts een algemeen, niet specifiek bewijsaanbod. Nu het bewijsaanbod niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, gaat het hof hieraan voorbij. Dit brengt mee dat ervan uit moet worden gegaan dat geen sprake is geweest van een gift van erflaatster aan geïntimeerden en dat geïntimeerden zich de gelden zonder recht of titel, derhalve onrechtmatig, tijdens haar leven hebben toegeëigend en deze gelden bij wege van schadevergoeding in geld aan de gezamenlijke erfgenamen (de nalatenschap) moeten vergoeden.

Wijziging van eis

  1. Appellante heeft in hoger beroep haar primaire vordering gewijzigd in die zin dat zij thans naast terugstorting van het bedrag van € 14.720,- in de nalatenschap van erflaatster tevens vergoeding van de wettelijke rente over dat bedrag vordert vanaf 22 maart 2011, de overlijdensdatum van erflaatster. Dit omdat sprake is geweest van een onrechtmatige daad aan de zijde van geïntimeerden.
  2. Geïntimeerde sub 2 heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de primaire vordering.
  3. Het hof stelt vast dat appellante haar eiswijziging in de memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis, heeft opgenomen en toegelicht. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan ook niet vertraagd door de eiswijziging. Het hof is voorts van oordeel dat geïntimeerden voldoende in de gelegenheid zijn geweest zich tegen de gewijzigde vorderingen te verweren, omdat zij in hun memories van antwoord op de stellingen van appellante hebben kunnen reageren. Gelet op het vorenstaande is de wijziging van de primaire vordering van appellante naar het oordeel van het hof niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal in het navolgende derhalve overgaan tot beoordeling van die gewijzigde primaire vordering.
  4. Zoals hierboven onder rechtsoverweging 13 reeds is overwogen, is het zich zonder recht of titel toe-eigenen van de opgenomen gelden door geïntimeerden een onrechtmatige daad. Op grond van artikel 6:119 BW juncto artikel 6:83 letter b BW gaat de verschuldigde wettelijke rente dan lopen vanaf het moment dat de schadevergoedingsverbintenis opeisbaar is geworden, in casu met ingang van de datum waarop geïntimeerden zich de gelden onrechtmatig hebben toegeëigend. Nu appellante rente vordert met ingang van 22 maart 2011, de sterfdatum van erflaatster en deze datum is gelegen na de gestelde datum van de opname van gelden met de pinpas, zal het hof zich daarbij aansluiten.

De gevorderde verdeling

  1. Appellante vordert verdeling van de nalatenschap van erflaatster en vaststelling van de wijze van verdeling. Het hof begrijpt dat zij hiermee een beroep doet op artikel 3:185 BW, welk artikel de mogelijkheid biedt een verdeling door de rechter te vorderen, in het geval dat deelgenoten niet tot overeenstemming kunnen geraken over de verdeling.
  2. Gelet op de processtukken, is tussen partijen in confesso dat de te verdelen nalatenschap in ieder geval bestaat uit een banktegoed en contant geld, in totaal
    € 9.609,99. Op grond van hetgeen hiervoor onder de rechtsoverwegingen 13 en 17 is overwogen, dient dit bedrag nog te worden verhoogd met de opgenomen gelden van in totaal € 14.720,-, alsmede met de wettelijk rente daarover met ingang van 22 maart 2011.
  3. Nu de nalatenschap eenvoudig te verdelen goederen betreft, is het hof van oordeel dat het hof de verdeling van de nalatenschap van erflaatster kan vaststellen, ondanks het feit dat gedaagde in eerste aanleg sub 3 door appellante niet in dit hoger beroep is betrokken.
  4. Naar het oordeel van het hof heeft het verdelingsgeschil een processueel ondeelbare rechtsverhouding tot voorwerp. Gedaagde in eerste aanleg sub 3 is immers ook in die rechtsverhouding betrokken. De beslissing ten aanzien van de procespartijen in hoger beroep mag niet afwijken van die ten opzichte van de gedaagde in eerste aanleg sub 3. Volgens vaste rechtspraak moet de appelrechter in het geval van een processueel ondeelbare rechtsverhouding ambtshalve oordelen dat zijn uitspraak mede gelding heeft ten gunste van een van de betrokken partijen uit de eerste aanleg die niet zelf heeft geappelleerd.
  5. Het hof zal
    – met inachtneming van het vorenstaande en de vorderingen van appellante ter zake –
    de nalatenschap van erflaatster verdelen als hieronder in het dictum is weergegeven.
  6. Nu het hof oordeelt dat aan de door geïntimeerden tot zich genomen bedragen niet de rechtsgrond gift ten grondslag heeft gelegen of een andere titel, komt het hof niet toe aan de (voorwaardelijke) subsidiaire vordering van appellante. De grieven die – zoals toegelicht -daarop betrekking hebben kunnen derhalve onbesproken blijven.

Proceskosten

  1. Gelet op de familierechtelijke aard van de onderhavige zaak,
    zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Om diezelfde reden is het hof van oordeel dat de proceskosten in eerste aanleg terecht zijn gecompenseerd. De andersluidende vorderingen van partijen zullen worden afgewezen.
  2. Dit alles leidt tot de volgende beslissing, waarbij het hof de bestreden vonnissen om proceseconomische redenen geheel zal vernietigen.

Beslissing
Het hof:

vernietigt de bestreden vonnissen en, opnieuw rechtdoende:

veroordeelt geïntimeerden hoofdelijk tot terugbetaling ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen aan de nalatenschap van erflaatster van de door geïntimeerden tot zich genomen bedragen van in totaal € 14.720,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2011 tot aan de dag van betaling;

verdeelt de nalatenschap van erflaatster als volgt:

  • deelt toe aan appellante een bedrag van € 6.082,49 te vermeerderen met een/vierde deel van de door geïntimeerden verschuldigde rente;
  • deelt toe aan geïntimeerde sub 1 een bedrag van
    € 6.082,50 te vermeerderen met een/vierde deel van de door geïntimeerden verschuldigde rente;
  • deelt toe aan geïntimeerde sub 2 een bedrag van
    € 6.082,50 te vermeerderen met een/vierde deel van de door geïntimeerden verschuldigde rente;
  • deelt toe aan gedaagde in eerste aanleg sub 3 een bedrag van
    € 6.082,50 te vermeerderen met een/vierde deel van de door geïntimeerden verschuldigde rente;

veroordeelt geïntimeerden gezamenlijk doch ook ieder afzonderlijk (als gemachtigden tot de rekening van erflaatster) tot betaling van de bedragen die uit hoofde van deze verdeling verschuldigd zijn aan appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders gevorderd is.
Lees verder op: Rechtspraak.nl

Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, E.A. Mink en A.H.N. Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2016 in aanwezigheid van de griffier.

terugvorderen schenking na overlijden
schenking vrij van inbreng en legitieme portie
inbreng schenking in nalatenschap
inbrengverplichting schenking
terugvorderen schenking na overlijden
schenking vrij van inbreng en legitieme portie
verrekening schenking bij erfenis
schenking teruggeven aan ouders

Fixed-fee / vast tarief

Schenkingen en erfenis

Heeft u een vraag over een erfenis of bijzonder familierecht of is er een probleem en wilt u weten waar u aan toe bent?
Erfrecht voor een vast tarief:

  • Een mondeling advies door middel van een adviesgesprek
  • Een schriftelijk uitgewerkt advies
  • Een combinatie van beide

Santema advocatuur biedt de mogelijkheid voor een advies of een adviesgesprek op maat op basis van een vast tarief.
Helder en Duidelijk!

Agrarisch erfrecht

“AGRARISCH ERFRECHT”

Met “agrarisch erfrecht” wordt gedoeld op een erfenis waarin sprake is van een agrarisch bedrijf dat binnen familieverband moet worden overgedragen of een bedrijf dat in voorgaande jaren al overgedragen is.


Het klassieke voorbeeld is dat van de boerderij die van vader/moeder op zoon/dochter wordt overgedragen.
Binnen familieverband kan een dergelijke bedrijfsoverdracht de nodige vragen oproepen. Het is niet ongebruikelijk dat de bedrijfsopvolger het bedrijf overneemt tegen betaling van de zogenoemde “agrarische waarde”.

Met agrarische waarde wordt gedoeld op een prijs die de bedrijfsopvolger in staat stelt om het bedrijf nog juist lonend voort te kunnen voortzetten. Meestal is een dergelijke waarde lager dan de waarde van het bedrijf in het economisch verkeer, bijvoorbeeld de prijs die een derde partij zou betalen of een verkoopopbrengst die zou kunnen worden gerealiseerd bij liquidatie van het bedrijf.

Binnen gezinsverband kan de overname van het familiebedrijf de nodige spanningen en vragen oproepen.

Enerzijds, als de bedrijfsopvolger het volle pond zou moeten betalen bij overname van het bedrijf, zal dat vaak betekenen dat overname niet mogelijk is en dat het familiebedrijf moet worden beëindigd. Anderzijds zullen de andere kinderen soms het gevoel hebben dat de broer/zus het bedrijf voor een zacht prijsje heeft overgenomen.

De term “agrarisch erfrecht” zou de indruk kunnen wekken dat er sprake is van bijzondere regelgeving die afwijkt van het gewone erfrecht als het gaat om bedrijfsovernames van agrarische bedrijven.

Dat is niet het geval. Wel zijn er in de jurisprudentie richtlijnen ontwikkeld omtrent het hanteren van de agrarische waarde in het kader van bedrijfsovernames.

Het hanteren van de agrarische waarde bij een bedrijfsovername vormt onder specifieke omstandigheden geen inbreuk op de legitieme rechten van de andere kinderen.

Er is discussie over de rechtsgeldigheid van een schenking. Hoe zit dat juridisch?

Er is discussie over de rechtsgeldigheid van een schenking.
Hoe zit dat juridisch?

Schenkingen tussen ouders en kinderen zijn de normaalste zaak van de wereld.  Onder het motto: “beter met de warme dan met de koude hand” bieden ouders hun kinderen vaak financiële ondersteuning.

Toch zijn er situaties waarin deze vrijgevigheid een ongemakkelijk gevoel oplevert. Berichten over financieel ouderenmisbruik zijn aan de orde van de dag. Naar schatting waren er in 2009 ongeveer 30.000 ouderen slachtoffer van financieel misbruik. De meeste daders behoren tot de familiekring van het slachtoffer.

Bewijslast

Als het gaat om schenkingen is vaak het motto: “eens gegeven blijft gegeven”, maar wat als een schenking tegen de zin van de gever tot stand is gekomen? Of een geldbedrag al dan niet vrijwillig is afgestaan door de gever zal vaak ontaarden in een welles-nietes discussie, vaak ook omdat dergelijke afspraken in besloten kring worden gemaakt en er niets over op papier wordt gezet.

Daarmee ontstaat vaak een bewijsprobleem, want degene die moet aantonen of er wel of geen schenkingsafspraak is gemaakt zal dat vaak niet kunnen aantonen. Als bijvoorbeeld de schenkende partij het geschonken bedrag terug wil vorderen, zal de schenker moeten aantonen dat de schenkingsovereenkomst niet rechtsgeldig is.

Misbruik van omstandigheden

Maar de wet komt degene die slachtoffer is geworden van misbruik van omstandigheden te hulp en geeft een bijzondere bewijslastverdeling bij dit soort discussies. Op het moment dat een schenking tot stand is gekomen op basis van misbruik van omstandigheden, is het aan de ontvangende partij om te bewijzen dat dit niet het geval is geweest.

Niet alle bewijsproblemen omtrent schenkingen kunnen op deze manier worden opgelost. Soms komt pas na het overlijden van vader of moeder aan het licht dat er geld is verdwenen, zoals in de navolgende zaak waar mr. W.S. Santema bij was betrokken.

Rechtsgeldigheid van een schenking

Meer weten over het erfrecht?
Of vrijblijvend van gedachten wisselen?

Advocatuur voor bijzonder-familierecht en erfrecht

Contact Santema Erfrecht Advocatuur
Telefoonnummer Erfrechttelefoon
e-Mail

SANTEMA ADVOCATUUR
Erfrecht & Bijzonder Familierecht

Meer weten over het erfrecht?
Of vrijblijvend van gedachten wisselen?
Neem gerust contact op.

Openingstijden kantoor:
maandag tot en met vrijdag
van 8.30 – 17.30 uur

Route plannen Singel 43 8601AH Sneek

Singel 43 8601
AH Sneek

Tel:  085 –  1305412
Mail:  info@santema-advocatuur.nl


Uitspraak Hof Den Haag

Rechtsgeldigheid

Na het overlijden van haar moeder kreeg  de dochter het gevoel dat er iets niet klopte.

Er bleek veel minder spaargeld te zijn dan er volgens haar zou moeten zijn.  Na lang aandringen bleek dat twee broers in de dagen voor het overlijden van moeder een groot deel van het spaargeld hadden opgenomen. De broers stelden zich op het standpunt dat moeder dit geld aan hen had geschonken. Enig bewijs voor deze schenking konden zij niet leveren – maar ook de dochter kon andersom niet aantonen dat het niet zo was gegaan. Er ontstond een juridische strijd over wie van de partijen nu eigenlijk moet aantonen dat er wel of geen schenking was gedaan door moeder op haar sterfbed. De rechtbank vond dat het aan de dochter was om aan te tonen dat er geen sprake was van een schenking.

In hoger beroep besliste het Hof dat de broers het bewijs moesten leveren dat er sprake was van een schenking. Omdat dit bewijs niet kon worden geleverd, moest het geld terug in de erfenis worden gebracht.

Rechtsgeldigheid schenking
Bijlage Uitspraak Hof Den Haag 24 mei 2016
ECLI:NL:GHDHA:2016:1575
Permanente link:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2016:1575
InstantieGerechtshof Den HaagDatum uitspraak24-05-2016Datum publicatie 03-06-2016
Zaaknummer200.171.269/01
RechtsgebiedenCiviel recht
Bijzondere kenmerkenHoger beroep
Inhoudsindicatie Erfrecht. Verdeling nalatenschap. Omvang legitieme portie. Vraag of opgenomen gelden al of niet een gift zijn (geweest). Erkenning dat geld is opgenomen, maar ten titel van schenking is een ja..
maar verweer. Geen specifiek bewijsaanbod ter zake deze titel (gift) gedaan. Onrechtmatige toeeigening van gelden noopt tot schadevergoeding aan de gezamenlijke erfgenamen (nalatenschap).
Wettelijke rente. Vordering tot verdeling.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht Zaaknummer : 200.171.269/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C/09/446105/HA ZA 13-749
arrest van 24 mei 2016
inzake [de dochter] , wonende te [woonplaats] ,
appellante, hierna te noemen: appellante, advocaat: mr. W.S. Santema te Sneek, tegen

[de stiefzoon] , wonende te [woonplaats] , geïntimeerde,
hierna te noemen: geïntimeerde sub 1,
advocaat: mr. J. Groot Koerkamp te Zoetermeer,
[zoon een] ,
wonende te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Bodegraven, geïntimeerde, hierna te noemen: geïntimeerde sub 2, advocaat: mr M.P.J. Frederiks te Woerden,
hierna tezamen ook: geïntimeerden.
Het geding Bij exploot van 2 juni 2015 is [de dochter] in hoger beroep gekomen van de vonnissen door de rechtbank Den Haag op 18 december 2013, 21 mei 2014, 12 november 2014 en 8 april 2015 tussen:
appellante als eiseres in conventie en gedaagde in de door geïntimeerde 2 ingestelde
voorwaardelijke reconventie,
geïntimeerde sub 1 als gedaagde,
geïntimeerde sub 2 als gedaagde in conventie en eiser in voorwaardelijke reconventie en

[zoon twee] , wonende te [woonplaats] , niet verschenen gedaagde, tegen wie verstek is verleend,
hierna: gedaagde in eerste aanleg sub 3,
gewezen, hierna aan te duiden als: de bestreden vonnissen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank Den Haag
daaromtrent in de bestreden vonnissen heeft vermeld

  • Bij memorie van grieven, tevens akte van wijziging eis, heeft appellante vier grieven aangevoerd.
  • Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde 2 de grieven alsmede de wijziging van eis bestreden.
  • Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde 1 de grieven alsmede de wijziging van eis eveneens bestreden.


Partijen hebben arrest gevraagd en ieder hun procesdossier aan het hof overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen

  1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het vonnis van 21 mei 2014 zijn vastgesteld.
    Bij het (eind)vonnis van 8 april 2015:
    is bepaald dat de resterende legitieme vordering van appellante € 2.721,16 bedraagt;

is bepaald dat deze resterende legitieme vordering uit de nalatenschap van [de moeder] (hierna: erflaatster) moet worden voldaan;

is de nalatenschap van erflaatster als volgt verdeeld:

  • aan geïntimeerde sub 1 is een bedrag toegedeeld van € 2.295,27
  • aan geïntimeerde sub 2 is een bedrag toegedeeld van € 2.295,27
  • aan gedaagde in eerste aanleg sub 3 is een bedrag toegedeeld van € 2.295,27;
  • zijn geïntimeerden (als gemachtigden tot de rekening van erflaatster) veroordeeld ervoor zorg te
    dragen dat aan appellante het bedrag van € 2.721,16 ter zake van haar resterende legitieme
    vordering wordt betaald.
    Het vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
    Voorts is appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar louter ten behoeve van gedaagde in eerste
    aanleg sub 3 ingestelde vorderingen.
    De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
    Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
  1. Appellante vordert dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen gewezen
    bestreden vonnissen vernietigt en, opnieuw recht doende, zulks met aanvulling en/of verbetering
    van gronden, de vorderingen van appellante alsnog toewijst en bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
    primair
    de verdeling van de nalatenschap van erflaatster en de wijze van verdeling vaststelt, en daarbij bepaalt dat:

geïntimeerden hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling aan de boedel van de door
geïntimeerden tot zich genomen bedragen ad totaal € 14.720,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 maart 2011 tot aan de dag van betaling;

het in totaal tussen de erfgenamen te verdelen bedrag in contanten daarmee
€ 24.329,99 zal bedragen, waartoe iedere deelgenoot tot een gelijk deel ad
www.erfrechtadvocaat.nu
€ 6.082,50 gerechtigd is, te vermeerderen met ieder 1/4e deel van de door geïntimeerden verschuldigde wettelijke rente;

geïntimeerden gezamenlijk doch ook ieder afzonderlijk te veroordelen (als gemachtigden tot de
rekening van erflaatster) tot betaling van de bedragen die uit hoofde van deze verdeling verschuldigd
zijn aan appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3,
subsidiair
indien de rechtbank, het hof begrijpt: het hof, van oordeel mocht zijn dat de door geïntimeerden tot
zich genomen bedragen als een schenking of een gift moeten worden beschouwd, vordert appellante
verdeling van de nalatenschap met een (aanvullend) beroep op haar legitieme. Appellante verzoekt
het hof, het hof begrijpt: vordert, de verdeling van de nalatenschap van erflaatster in goede justitie
vast te stellen, en daarbij

  • de legitieme van appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3 op basis van:
  • het saldo van de ervenrekening en contanten ad € 9.609,99
  • de door geïntimeerden opgenomen bedragen ad totaal € 14.720,-
  • de door appellante ontvangen ring ad € 1.600,-
  • de waarde van de door geïntimeerden behouden sieraden, bestaande uit een gouden
    slavenarmband met briljanten, gouden oorknopjes met bloedkoralen, een gouden ring met
    bloedkoralen (passend bij de oorbellen), een gouden halsketting met hanger en een gouden horloge,
    waarvan de waarde alsdan middels een door het hof aan te wijzen taxateur zal worden vastgesteld;
  • geïntimeerden (als gemachtigden tot de rekening van erflaatster) te veroordelen om zorg te dragen
    voor betaling van de bedragen die verschuldigd zijn aan appellante en gedaagde in eerste aanleg sub
    3 en – indien blijkt dat de legitieme porties niet (volledig) kunnen worden voldaan uit de in de boedel
    aanwezige contanten en tegoeden – hen hoofdelijk te veroordelen om op basis van inkorting het
    restant te voldoen aan appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3,
    zowel primair als subsidiair
    geïntimeerden te veroordelen in de kosten van beide instanties.
  1. Geïntimeerde sub 2 concludeert dat het het hof moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk
    uitvoerbaar bij voorraad, appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans haar
    grieven en vorderingen af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden vonnissen en appellante te
    veroordelen in de kosten van beide instanties, dan wel de procedure in hoger beroep, te voldoen
    binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest en (voor het geval
    voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest plaatsvindt) te vermeerderen
    met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het arrest tot aan de dag
    der voldoening, alsmede met veroordeling van appellante in de nakosten ad € 131,- dan wel, indien
    betekening van het arrest plaatsvindt, ad € 199,- en de eventuele verdere executiekosten.
    Indien en voor zover het hof redenen mocht zien de (resterende) legitieme vordering van appellante
    opnieuw vast te stellen verzoekt, het hof begrijpt: vordert, geïntimeerde sub 2 dat het hof hierbij
    rekening houdt met het huidig batig saldo van de nalatenschap ad € 9.579,56.
    www.erfrechtadvocaat.nu
  2. Geïntimeerde sub 1 concludeert te bekrachtigen de vonnissen waarvan beroep en appellante te
    veroordelen in de kosten van het hoger beroep, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
    Het geschil
  3. In geschil zijn de verdeling van de nalatenschap van erflaatster en het aanvullend beroep van
    appellante op haar legitieme portie.
    Achtergrond
  4. Appellante, geïntimeerde sub 2 en gedaagde in eerste aanleg sub 3 zijn kinderen van erflaatster.
    Geïntimeerde sub 2 en gedaagde in eerste aanleg sub 3 zijn broers van appellante. Geïntimeerde sub
    1 is de zoon van de vooroverleden echtgenoot van erflaatster. Erflaatster heeft bij testament haar
    kinderen en de zoon van haar echtgenoot benoemd tot haar erfgenamen, ieder voor een gelijk deel
    van haar nalatenschap. Tevens is in het testament bepaald dat de afstammelingen van erflaatster zijn
    vrijgesteld van de verplichting tot inbreng van giften in haar nalatenschap, tenzij bij een gift
    schriftelijk anders is bepaald.
  5. Kort voor het overlijden van erflaatster op 22 maart 2011, heeft geïntimeerde sub 2 op
    verschillende tijdstippen op 18 maart en 21 maart 2011 een bedrag van in totaal € 14.720,-
    opgenomen met de pinpas van erflaatster. Volgens geïntimeerden – die in haar laatste levensjaren
    voor erflaatster hebben gezorgd – heeft erflaatster daarna ieder van hen afzonderlijk bij zich
    geroepen om vervolgens ieder de helft van het opgenomen geld te overhandigen wegens de door
    geïntimeerden aan haar bewezen diensten. Appellante is van mening dat de gelden zonder recht of
    titel zijn opgenomen en dat deze derhalve aan de nalatenschap moeten worden vergoed. Vlak voor
    haar overlijden heeft erflaatster appellante een gouden ring met briljant geschonken.
    Opgenomen gelden een gift?
  6. Appellante is het er niet mee eens dat de rechtbank haar primaire vordering tot verdeling van de
    nalatenschap, waartoe volgens appellante ook de door geïntimeerden opgenomen gelden behoren,
    heeft afgewezen omdat appellante niet zou hebben bewezen dat geïntimeerden deze gelden
    onrechtmatig aan de boedel zouden hebben onttrokken.
  7. Volgens appellante hebben geïntimeerden, door te stellen dat ter zake de gelden sprake is van
    een schenking van erflaatster aan hen, een zelfstandig of bevrijdend verweer gevoerd, zodat de
    bewijslast op hen hoort te rusten. Nu geïntimeerden niet kunnen aantonen dat de desbetreffende
    bedragen – per persoon € 7.360,- – aan hen zijn geschonken, betekent dit dat zij de gelden zonder
    recht of titel tot zich hebben genomen. Zij zijn derhalve gehouden deze bedragen aan de boedel
    terug te betalen.
  8. Geïntimeerden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
    www.erfrechtadvocaat.nu
  9. Het hof is van oordeel dat de grief van appellante slaagt. Immers, vaststaat dat geïntimeerden,
    althans geïntimeerde sub 2 het bedrag van in totaal € 14.720,- heeft opgenomen en dat de gelden
    uiteindelijk in het bezit van geïntimeerden zijn gekomen, ieder een bedrag van € 7.360,-. In zoverre
    verschilt de onderhavige casuspositie van die waarop de door de rechtbank in haar vonnis van 21 mei
    2014 aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad en conclusie van de A-G betrekking had. Het ging daar
    om een gemotiveerde betwisting van de gestelde toe-eigening van de opgenomen gelden.
    Geïntimeerden daarentegen erkennen dat zij ieder de helft van de opgenomen gelden in hun bezit
    hebben. Zij stellen echter dat erflaatster ieder van hen dat geld geschonken heeft, zodat sprake is
    van een gift, welke op grond van het testament van erflaatster niet in de nalatenschap hoeft te
    worden ingebracht. Naar het oordeel van het hof is dan sprake van een zelfstandig of bevrijdend
    verweer (een ‘ja… maar’ verweer) waarbij de bewijslast op geïntimeerden komt te rusten.
  10. Het hof overweegt voorts als volgt. Geïntimeerde sub 1 heeft in het geheel geen bewijsaanbod
    van de door hem gestelde titel (gift) gedaan en geïntimeerde sub 2 slechts een algemeen, niet
    specifiek bewijsaanbod. Nu het bewijsaanbod niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, gaat het
    hof hieraan voorbij. Dit brengt mee dat ervan uit moet worden gegaan dat geen sprake is geweest
    van een gift van erflaatster aan geïntimeerden en dat geïntimeerden zich de gelden zonder recht of
    titel, derhalve onrechtmatig, tijdens haar leven hebben toegeëigend en deze gelden bij wege van
    schadevergoeding in geld aan de gezamenlijke erfgenamen (de nalatenschap) moeten vergoeden.
    Wijziging van eis
  11. Appellante heeft in hoger beroep haar primaire vordering gewijzigd in die zin dat zij thans naast
    terugstorting van het bedrag van € 14.720,- in de nalatenschap van erflaatster tevens vergoeding van
    de wettelijke rente over dat bedrag vordert vanaf 22 maart 2011, de overlijdensdatum van
    erflaatster. Dit omdat sprake is geweest van een onrechtmatige daad aan de zijde van
    geïntimeerden.
  12. Geïntimeerde sub 2 heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de primaire vordering.
  13. Het hof stelt vast dat appellante haar eiswijziging in de memorie van grieven, tevens akte
    wijziging van eis, heeft opgenomen en toegelicht. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan
    ook niet vertraagd door de eiswijziging. Het hof is voorts van oordeel dat geïntimeerden voldoende
    in de gelegenheid zijn geweest zich tegen de gewijzigde vorderingen te verweren, omdat zij in hun
    memories van antwoord op de stellingen van appellante hebben kunnen reageren. Gelet op het
    vorenstaande is de wijziging van de primaire vordering van appellante naar het oordeel van het hof
    niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal in het navolgende derhalve
    overgaan tot beoordeling van die gewijzigde primaire vordering.
  14. Zoals hierboven onder rechtsoverweging 13 reeds is overwogen, is het zich zonder recht of titel
    toe-eigenen van de opgenomen gelden door geïntimeerden een onrechtmatige daad. Op grond van
    artikel 6:119 BW juncto artikel 6:83 letter b BW gaat de verschuldigde wettelijke rente dan lopen
    vanaf het moment dat de schadevergoedingsverbintenis opeisbaar is geworden, in casu met ingang
    van de datum waarop geïntimeerden zich de gelden onrechtmatig hebben toegeëigend. Nu
    appellante rente vordert met ingang van 22 maart 2011, de sterfdatum van erflaatster en deze
    datum is gelegen na de gestelde datum van de opname van gelden met de pinpas, zal het hof zich daarbij aansluiten. De gevorderde verdeling
  15. Appellante vordert verdeling van de nalatenschap van erflaatster en vaststelling van de wijze van verdeling. Het hof begrijpt dat zij hiermee een beroep doet op artikel 3:185 BW, welk artikel de mogelijkheid biedt een verdeling door de rechter te vorderen, in het geval dat deelgenoten niet tot overeenstemming kunnen geraken over de verdeling.
  16. Gelet op de processtukken, is tussen partijen in confesso dat de te verdelen nalatenschap in ieder geval bestaat uit een banktegoed en contant geld, in totaal
    € 9.609,99. Op grond van hetgeen hiervoor onder de rechtsoverwegingen 13 en 17 is overwogen,
    dient dit bedrag nog te worden verhoogd met de opgenomen gelden van in totaal € 14.720,-,
    alsmede met de wettelijk rente daarover met ingang van 22 maart 2011.
  17. Nu de nalatenschap eenvoudig te verdelen goederen betreft, is het hof van oordeel dat het hof de verdeling van de nalatenschap van erflaatster kan vaststellen, ondanks het feit dat gedaagde in eerste aanleg sub 3 door appellante niet in dit hoger beroep is betrokken.
  18. Naar het oordeel van het hof heeft het verdelingsgeschil een processueel ondeelbare
    rechtsverhouding tot voorwerp. Gedaagde in eerste aanleg sub 3 is immers ook in die
    rechtsverhouding betrokken. De beslissing ten aanzien van de procespartijen in hoger beroep mag niet afwijken van die ten opzichte van de gedaagde in eerste aanleg sub 3. Volgens vaste rechtspraak moet de appelrechter in het geval van een processueel ondeelbare rechtsverhouding ambtshalve
    oordelen dat zijn uitspraak mede gelding heeft ten gunste van een van de betrokken partijen uit de
    eerste aanleg die niet zelf heeft geappelleerd.
  19. Het hof zal – met inachtneming van het vorenstaande en de vorderingen van appellante ter zake –
    de nalatenschap van erflaatster verdelen als hieronder in het dictum is weergegeven.
  20. Nu het hof oordeelt dat aan de door geïntimeerden tot zich genomen bedragen niet de
    rechtsgrond gift ten grondslag heeft gelegen of een andere titel, komt het hof niet toe aan de
    (voorwaardelijke) subsidiaire vordering van appellante. De grieven die – zoals toegelicht -daarop
    betrekking hebben kunnen derhalve onbesproken blijven.
    Proceskosten
  21. Gelet op de familierechtelijke aard van de onderhavige zaak, zal het hof de kosten van het geding
    in hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Om diezelfde reden
    www.erfrechtadvocaat.nu
    is het hof van oordeel dat de proceskosten in eerste aanleg terecht zijn gecompenseerd. De
    andersluidende vorderingen van partijen zullen worden afgewezen.
  22. Dit alles leidt tot de volgende beslissing, waarbij het hof de bestreden vonnissen om
    proceseconomische redenen geheel zal vernietigen.
    Beslissing
    Het hof:
    vernietigt de bestreden vonnissen en, opnieuw rechtdoende:
    veroordeelt geïntimeerden hoofdelijk tot terugbetaling ten behoeve van de gezamenlijke
    erfgenamen aan de nalatenschap van erflaatster van de door geïntimeerden tot zich genomen
    bedragen van in totaal € 14.720,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2011 tot
    aan de dag van betaling; verdeelt de nalatenschap van erflaatster als volgt:

deelt toe aan appellante een bedrag van € 6.082,49 te vermeerderen met een/vierde deel van de door geïntimeerden verschuldigde rente;

deelt toe aan geïntimeerde sub 1 een bedrag van € 6.082,50 te vermeerderen met een/vierde deel van de door geïntimeerden verschuldigde rente; deelt toe aan geïntimeerde sub 2 een bedrag van € 6.082,50 te vermeerderen met een/vierde deel van de door geïntimeerden verschuldigde rente; deelt toe aan gedaagde in eerste aanleg sub 3 een bedrag van € 6.082,50 te vermeerderen met
een/vierde deel van de door geïntimeerden verschuldigde rente;
veroordeelt geïntimeerden gezamenlijk doch ook ieder afzonderlijk (als gemachtigden tot de
rekening van erflaatster) tot betaling van de bedragen die uit hoofde van deze verdeling verschuldigd
zijn aan appellante en gedaagde in eerste aanleg sub 3;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin dat iedere partij
de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders gevorderd is.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, E.A. Mink en A.H.N. Stollenwerck en is uitgesproken ter
openbare terechtzitting van 24 mei 2016 in aanwezigheid van de griffier
https://uitspraken.rechtspraak.nl

Erfrecht
Verdeling nalatenschap.

Omvang legitieme portie. Vraag of opgenomen gelden al of niet een gift zijn (geweest). Erkenning dat geld is opgenomen, maar ten titel van schenking is een ja.. maar verweer. Geen specifiek bewijsaanbod ter zake deze titel (gift) gedaan. Onrechtmatige toe-eigening van gelden noopt tot schadevergoeding aan de gezamenlijke erfgenamen (nalatenschap). Wettelijke rente. Vordering tot verdeling.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl